“Wie is de baas over de toonsoorten?”
Een vraag aan een zanger(es) in een band met stemproblemen.
Reactie is soms verbaasd: “Waar gaat het over?”, “Daar heb ik nog nooit over nagedacht”, “Gewoon, ik doe het origineel na”.
Als je uitlegt waarom het belangrijk is om stil te staan bij de toonsoorten waarin gezongen wordt, raken patiënten geïnteresseerd. Over het algemeen zijn er als mogelijkheden:
- de toetsenist/gitarist bepaalt de toonsoorten en kiest de toonsoort van het originele nummer zonder stil te staan bij de stemomvang van de zanger(es)
- de toetsenist/gitarist bepaalt de toonsoorten, kiest de toonsoort van het originele nummer en denkt: “O fijn, dat past prima bij de stemomvang van de zanger(es)”
- de toetsenist/gitarist bepaalt de toonsoorten en houdt alleen rekening met haar/zijn eigen technische mogelijkheden, bijv. alleen in ‘makkelijke’ toonsoorten
- de zanger(es) bepaalt de toonsoorten en houdt rekening met de eigen stemomvang, eventueel die van collega-zangers/-essen, eventueel met de consequenties voor de instrumentalisten
- etc.
Als anderen de ‘baas over de toonsoorten’ zijn en geen rekening houden met de stemomvang van de zanger(es), wordt de zanger met stemproblemen natuurlijk uitgenodigd om hiermee aan de slag te gaan, het bespreekbaar te maken in de band, aanpassingen voor te stellen, en in het uiterste geval een andere band te zoeken. Een fonetogram door een muzikale logopedist is daarbij richtinggevend; een goed advies van een zangdocent ook.
MdK, 12/2/2020.