Je kunt ‘stem’ vanuit veel optieken benaderen en allemaal hebben ze waarde. In de doorlopende zoektocht hoe patienten met stemproblemen te motiveren om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen stemgedrag benut ik in Ziekenhuis Bernhoven KNO bij het stemfunctieonderzoek het feit dat een patient met stemproblemen en standaard te luid spreekt, ook ouder van een of meer kinderen is, en dus een voorbeeldfunctie heeft:
Ik heb mijn stem gekregen van mijn ouders, heb in mijn genen delen van het instrument van mijn moeder/vader, heb mogelijk zussen/broers die eenzelfde type stem hebben. Daarnaast ben ik beinvloed door mijn omgeving (dialect, verhuisd naar andere streek van het land, codes van de peer group, etc.) en zijn er mogelijk akoestische invloeden (lawaai, machinelawaai, buiten, grotere afstanden, slecht klassenmanagement, geen gebruik van versterking, etc.).
Als ouder ben ik ook met mijn stem – onbewust – model voor mijn kind. Als ik standaard te luid spreek, kun je er donder op zeggen dat een van mijn kinderen daar ook iets van meekrijgt. Vaak spreekt een kind ook te luid, roept, schreeuwt. Het kind is gewend aan de code dat luid spreken erbij hoort, zeker als daar thuis nooit in gecorrigeerd wordt.
Voorstel aan de ouder/patient is om in haar/zijn gezin te vertellen dat moeder/vader aan het oefenen is met zachter praten. En mogelijk dat we daar allemaal mee gaan oefenen, bijv. niet meer roepen in huis, naar elkaar toekomen als je wat wilt zeggen (zowel ouder als kind!), een belletje of zoemer gebruiken om elkaar boven te bereiken, niet vanuit de keuken naar de kamer roepen of vice versa, etc.
Mijn ervaring is dat iedere ouder geraakt wordt door het inzicht dat zij/hij model is voor haar/zijn kind. Vaak is de ouder patient meteen gemotiveerd om dat thuis uit te proberen. Vaak blijkt bij controle dat dat ook best of een heel eind gelukt is.
MdK, juni 2021
foto: met toestemming