Ik zie het – op de afdeling KNO Logopedie van een ziekenhuis – patienten met stemproblemen denken – en soms zeggen ze het ook gewoon -:
“Ik heb helemaal geen zin in logopedie, geen zin in ‘er iets voor moeten doen’, geen zin in de wekelijkse gang naar een therapeut; geef mij maar een pilletje, dokter”.
En dat is vanuit menselijk gezichtspunt natuurlijk volstrekt logisch. Ieder doet graag wat ie gewend is, waar ie zich comfortabel bij voelt; over spreken wil je niet hoeven na te denken.
En soms kiest de KNO-arts dan ook voor dat ‘pilletje’, bijv. een (vorm van) therapeutische microlaryngoscopie; meestal als eerdere therapeutische opties zijn gestrand.
En dan hopen dat het daarna in 1 keer ‘goed’ is. Dat zou fijn zijn. En soms werkt het ook zo.
Als een patient wel een traject logopedische therapie volgt is er in bepaalde mate eenzelfde gedachtengang: “geef me maar een aantal oefeningen, en als ik die trouw doe zijn mijn stemklachten verdwenen”.
Dat zou fijn zijn. En soms werkt het ook zo.
Maar vaak blijven de stemklachten, zijn patienten gefrustreerd omdat het niet lukt, omdat ze misschien wel in de therapiekamer wat opschieten, maar daarbuiten: ho maar!
Ik denk wel eens dat wij als logopedisten stempatienten te weinig bewustmaken van het feit dat ieder handelt vanuit aangeleerd gedrag, jarenlang gedrag van kind af aan, geleerd van je moeder&vader met hun eigen specifiek stemgedrag, gevoed door de omgeving die een heel eigen kleur heeft (dialect)….. En iedere mens valt snel terug in dat gedrag, wij logopedisten ook. En in geval van verdriet, hormonale schommelingen, ziekte, etc. schakel je meestal terug naar dat gedrag.
Nieuw gedrag vraagt om aandacht, op momenten dat je je goed voelt, dat je zin hebt om er mee bezig te zijn. Niet alleen in de therapieruimte, niet alleen in spreek- en stemoefeningen, maar vooral ook in het dagelijks leven, in de huistuinenkeukenstem, op het werk, in de kroeg. Nieuw gedrag wordt niet snel automatisch, ik denk eigenlijk wel nooit. Of misschien pas na jarenlange training; vergelijk het met de training van jaren van (goede) zangers, acteurs en sporters.
Ik vergelijk het graag met je houding als je ouder wordt: je kunt op zich niets doen tegen het proces van veroudering. Je kunt echter – op momenten dat je je goed voelt, dat je zin hebt om er mee bezig te zijn – wel steeds weer tegen jezelf zeggen: “recht lopen, Michel”. Een reminder helpt daarbij herinneren.
Het vraagt om een besef dat je voor je stem moet ‘zorgen’, net als voor je houding. Zangers hebben wat dat betreft een streepje voor, zeker als ze goede zangles heben gevolgd: ze zijn gewend om stemtechniek ‘aan’ te zetten, als een knop, behorend bij goed stemgedrag.
Een logopedist wordt daarom uitgenodigd om een patient bewust te maken van die noodzaak tot zorgen, van de neiging om teug te vallen in het oude stemgedrag, en vooral om een patient uit te nodigen om vaak (= 400x per dag) even te denken: “O ja, mijn……….” en dan te doen wat ie geleerd heeft of de afspraak was. Het “O-ja-rondje” op je hand is daarbij een plezierig hulpmiddel. Zie daarvoor eventueel “Grip op je stem; therapie&training volgens het 3-Zones Stemmodel, Acco, 2014”.
Michel de Kort, oktober 2020.